Pelvetia canaliculata
Beschrijving groefwier of zakjeswier
Deze soort doet een beetje denken aan een kleine Fucus -soort. Het is een klein, stevig bruinwier, de groenbruine tot zeer donkerbruine planten worden ca. 10 cm hoog. Ze zitten met een hechtschijf aan de ondergrond vast. Daarop zit een heel kort steeltje, dat echter nauwelijks van de rest van de plant te onderscheiden is. Die is onregelmatig dichotoom vertakt en zowel de steel als de rest van de plant heeft geen middennerf. Vooral in het onderste deel van de plantjes zijn de randen naar binnen gebogen, zodat een gootvorm ontstaat. De vertakkingen liggen grotendeels in één vlak. De plant heeft geen drijfblazen. Wel zijn de toppen van de ca. 1 cm brede 'bladeren' verdikt; daar liggen de voortplantingsorganen in onregelmatige zwellingen. Deze verdikte toppen zijn relatief groot en vaak geelbruin gekleurd. De plant is tweeslachtig, dus worden door de geslachtsorganen zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtscellen voortgebracht.Om uitdrogen te voorkomen heeft het wier een slijmlaag.
Leefgebied groefwier of zakjeswier
Vrij hoog in het intergetijdengebied, waar de soort in een smalle band direct boven die van de kleine zee-eik (Fucus spiralis ) in grote dichtheden kan voorkomen.
Verspreiding groefwier of zakjeswier
Van Noorwegen tot Portugal. In Nederland komt het alleen in de Oosterschelde voor. Na de aanleg van de Oosterscheldekering is het verschil tussen hoogwater en laagwater in de zeearm minder geworden. Sindsdien is groefwier zeldzaam geworden.